Mestmoeras 2.0: Het “Fata Morgana” van EU kunstmeststatus

DSC_1287Het “Fata Morgana” van de EU kunstmeststatus: er wordt al bijna 30 jaar in veehouderijkringen geprobeerd uit mest kunstmest te maken en deze voor een zodanig hoge prijs af te zetten dat mest geld op gaat brengen. Tot nog toe met weinig resultaat ondanks het feit dat de productie van kunstmestvervangers speerpunt is van het huidige mestbeleid. Varkenshouders en hun voormannen dromen echter nog steeds van bruin goud en een Nederlandse landbouw zonder industriële kunstmest.

EU erkenning

Vooral vervanging van kunstmeststikstof op grasland staat in de belangstelling omdat men hoopt boven de derogatienormen van 250/230 kg N uit dierlijke mest, veel kunstmeststikstof uit mest af te zetten. Voor nieuwe kunstmestproducten is een EU erkenning noodzakelijk. Deze erkenning is geen garantie voor een goede prijs. De productie van kunstmestvervangers is tot nu toe aanbodgericht; men heeft men weinig oog voor concurrerende producten en eisen die de beoogde afnemers (meestal akkerbouwers) stellen.

Stikstof- en fosfaatwerking.

Zowel akkerbouwers als melkveehouders hebben te maken met scherpe stikstof bemestingsnormen. Een stikstofwerking die aanzienlijk lager ligt dan die van kalkammonsalpeter zal bij de huidige scherpe bemestingsnormen snel leiden tot lagere opbrengsten en/of eiwitgehalten. Mineralenconcentraat heeft zelfs bij emissie arme aanwending een sterk variërende stikstofwerking van nog geen 70%. Op bouwland is de N werking beter (80 tot 90%) bij goed onderwerken. Deze N werking komt overeen met die van dunne mestfracties of van gier. Bij een EU kunstmesterkenning gaat de N voor 100% meetellen en daardoor zijn veel kunstmestvervangers niet interessant meer voor de afnemer.
Een kunstmeststatus voor digestaat zou wel eens kunnen betekenen dat akkerbouwers geen belangstelling meer hebben voor digestaat omdat de N werking rond de 70% ligt en alle N voor 100% gaat meetellen. Derogatie veehouders vallen ook af omdat op deze bedrijven sinds 2014 geen fosfaatkunstmest gebruikt mag worden. Akkerbouwers vragen wateroplosbaar snelwerkend fosfaat; om deze redenen vallen struviet en calciumfosfaten uit de mestverwerking af.

Nutriënten concentraties

Laaggehaltige meststoffen prijzen zichzelf snel uit de markt door de hoge logistieke kosten per kg nutriënt voor aanvoer, opslag en uitrijden. Dit aspect wordt in de businessplannen heel vaak vergeten; men rekent zich rijk door de hoeveelheden N, P en K te vermenigvuldigen met de NPK kunstmestprijzen. Terugrekenen vanaf de wortel wijst vaak uit dat, zeker bij grote transportafstanden, de commerciële waarde van veel meststoffen snel richting € 0,- of lager gaat. Dit fenomeen is bekend van drijfmest maar geldt ook voor mineralenconcentraat (97% water!). Spuiwater scoort op dit punt aanzienlijk beter maar mag vanwege de ongunstige N/S verhouding maar in kleine hoeveelheden (1 tot 1 ½ ton/ha grasland) worden toegediend.

Mechanisatie kosten

Voor de toediening van mineralenconcentraat, spuiwater en struviet zijn speciale machines nodig; dit werkt sterk kostenverhogend. Centrifugaal strooiers, zodebemesters en veldspuiten zijn niet geschikt voor de toediening van genoemde meststoffen.
EU erkenning is meegenomen maar vraag uit de markt is veel belangrijker. Er zijn nog vele andere factoren van invloed op de gebruiksmogelijkheden van nieuwe “kunstmestsoorten”. Op dit moment is het marktaandeel van kunstmestvervangers slechts enkele procenten. De groei lijkt eruit, omdat de meeste “kunstmest initiatieven” al weer gestopt zijn.

Welke gevolgen een en ander heeft voor verlenging van de derogatie is nog niet duidelijk. Gelukkig hebben we loonwerkers en mestintermediairs, die goed weten wat de afnemers vragen en die er samen met teeltadviseurs ervoor hebben gezorgd, dat (door een goed mestgebruik) het kunstmestgebruik de afgelopen 25 jaar is gehalveerd.

Met dank aan Wim Kromwijk
Kromwijk Agriservice BV